Blog van regeneratieve tuinder Marije
‘If you want to go fast, go alone. If you want to go far, go together’.
Dit Afrikaanse spreekwoord, vaak geciteerd door Nelson Mandela, biedt herkenning als ik kijk naar de verschillende creatieprocessen van landgoed De Kleverbergh en van Kleverland, de natuurinclusieve voedselgaard waar Teun en ik als boeren dit voorjaar mee zijn gestart hier in Erlecom, in de Ooijpolder bij Nijmegen.
We hebben elkaar nodig om het te redden. Gemeenschap en land. Nieuwkomers en geboren en getogen Erlecommers. Aarde en kosmos. Onszelf en elkaar.
En hoe doen we dat, als kinderen van een cultuur uit balans? Hoe leren we luisteren naar de behoeften van het land en van het anders-dan-menselijk leven dat hier al thuis was voor wij hier neerstreken?
Hoe integreren we in de gemeenschap van insecten, bodemleven, zoogdieren, vogels, amfibieën, habitats en meer van hen die hier al waren? Hoe zorgen we dat ze blijven en talrijker worden, dat deze biodiverse gemeenschap die ik bedoel groeit? En hoe zouden zij eigenlijk met ons samen willen werken?
Het voelt alsof sommigen ons al welkom heten, nieuwsgierig zijn. Het goudhaantje die plotseling verscheen voor het raam van ons houten chalet, ons tijdelijke huisje hier, waar we een van de eerste koude januaridagen van 2024 met onze drie kinderen in trokken. Niet verlegen vloog hij van tak tot tak in de gelderse roos die net haar blad begon te ontvouwen. Kleine schat die ons toonde dat het offeren van de zekerheid die we hadden (koophuis, vaste baan, familie en vrienden dichtbij) voor de sprong in het diepe die hoort bij het volgen van je droom misschien wel echt de moeite waard is. En dan de ooievaars, ook niet timide. In het vroege voorjaar zeilden ze over ons huisje – takken in de snavel geklemd – op de route tussen hun bouwmarkt, de boomspiegel van de reusachtige platanen, en hun nest in opbouw bij de populieren verderop. Ook de regen heette ons welkom, maakte plassen en doorweekte het land. Wij plantten de eerste bomen en struiken en de regen hielp ze wortelen. We wachtten en wachten op dit moment nog steeds tot we echt goed het land op kunnen om de groentebedden klaar te maken voor de oogst die we met onze eerste klanten willen delen, dit eerste seizoen hier. Ondertussen improviseren we, iets wat hoort bij boeren en vooral ook bij een eerste seizoen, zo stel ik mezelf gerust.
Van sommigen weten we dat ze er zijn – door wildcamera’s of via ecologen -, maar ze vertonen zich niet. Schuw, in hun eigen hol, burcht en huis, hun eigen wereld die deze plek ook is. Alleen een beverpad doet vermoeden dat de bever, die de grenzen van de Kleverbergh bewoont, daar waar de moerassen van de Ooijse Graaf beginnen, hier ook thuis is. Een dassenfamilie schijnt te wonen onder de barak waar de werknemers van de steenfabriek, die bepalend was voor de Kleverbergh tot de jaren ’60, in armoedige omstandigheden verbleven. De mooie ronde, diepe ingang van het hol is voor ons het enige teken van haar bestaan. Dan de roerdomp, die prachtige vogel die zich kan vermommen als een rietstengel, snavel recht omhoog. We horen haar nu weer, geluid van een doffe, lage scheepstoeter, maar ze laat zich niet zien. En zo zijn er hier in Erlecom mensen die weten van ons bestaan, maar zich nog niet aandienen, wiens naam we nog niet kennen. Hoe ziet hun leven eruit? Hoe kunnen we met hen in verbinding komen?
Er zijn veel tussenruimtes en relaties die nog gelegd moeten worden, banden die nog gesmeed moeten worden om ver te komen hier met elkaar. Het geciteerde spreekwoord doet vermoeden dat dit tijd mag kosten. Dat dat oké is. Geen quick fix maar echte verbinding. Een boom planten is een klus van een aantal minuten. Haar tot wasdom laten komen vraagt geduld en schenkt, naast een rijke oogst, misschien wel het soort wijsheid wat we in deze tijd nodig hebben.